ANTI-HOND
Onderstaande tekst heb ik voorgedragen tijdens de Anti-Hondenavond in het Rotterdamse Tejatro Popular in oktober 1990, op het hoogtepunt van de pitbull-hysterie.
Ik ben hier vanavond in de hoedanigheid van hoofdredacteur van KOEST!,
het anti-hondenblad in oprichting. Over het blad zelf moet ik kort zijn
want we verkeren nog in onderhandeling met financiers. Het wordt zoiets
als de Krant op Zondag, maar dan met kwaliteit en in een ander formaat
en niet iedere week maar wel in een veel grotere oplage.
KOEST! wordt de stok om terug te slaan tegen de hondenterreur en
benadert het probleem vanuit verschillende invalshoeken. Zo zal het een
culinaire rubriek bevatten onder de titel: Hond in de Pot.
Overigens ben ik zeer verheugd dat ik hier vanavond mag spreken
en gelukkig eens niet het publiek hoef te overtuigen van de verderfelijkheid
van honden. Ik wil het daarom hebben over de bestrijding van het verschijnsel
hond. Oftewel: hoe bijt je van je af?
Eindelijk werd deze week bekend dat de regering maatregelen wil
gaan nemen om agressieve honden aan banden te leggen. De aanpak is echter
nogal laks: er mogen slechts geen nieuwe exemplaren bijgemaakt worden en
de bestaande verknipte griezels laten ze langzaam uitsterven. Bovendien
moet nog blijken om welke honden het gaat. Zelf ben ik altijd een tegenstander
van apartheid geweest en ik heb de staatssecretaris dan ook geadviseerd
alle rassen gelijk te behandelen.
Het duurt al met al zeker nog zo'n vijftien jaar voordat alle verboden
honden verdwenen zijn. Als de beesten zich aan de statistieken houden krijgen
ze dus de kans eerst nog zo'n 12.750 keer flink door te bijten.
In een muilkorfgebod heb ik weinig vertrouwen. Kijk maar naar Amsterdam.
Zelfs de politiehonden houden zich er niet aan. Bovendien biedt het nieuwe
wetsvoorstel geen bescherming tegen blaffende honden, schijtende honden,
kwijlende honden en kruissnuffelaars.
Wie begint over hondenbestrijding krijgt vaak te horen dat het toch
allemaal aan de 'baasjes' ligt. Het lijkt me echter weinig zinvol je op
de die groep te richten. Een hond kan je tenminste nog aanspreken op z'n
intelligentie.
Want hoe zijn die hondenbezitters? Ze laten hun beest alleen thuis
en het kreng blaft de hele dag of nacht de buurt bij elkaar. En in plaats
van dat de baas zich de pleuris schrikt als hij in het begin van de straat
die teringherrie hoort, zegt zo'n figuur steevast vertederd: "Zie
je wel. Hector hoort me al aan komen."
Blaffende honden staan overigens nummer drie op de klachtenparade
van de stichting geluidshinder. Het heeft ook geen zin om die mensen aan
te spreken op het gedrag van hun hond. Een vriendin die hier in het Oude
Westen door een terrier werd gebeten, kreeg van de baas te horen: "Dan
moet je ook maar niet op een rode fiets rijden."
Verder zijn er idioten die zich onder leiding van opperfarizee‰r
Martin Gaus, gaan verdiepen in de psyche van de hond. Je kan net zo goed
een goudvis analyseren. Ze komen dan meestal tot van die therapeutische
conclusies. Zoals dat een hond in een park mensen aanvalt omdat hij trimmers
associeert met de hondekapper.
Kortom, van de baasjes valt niets te verwachten. Helaas zijn we
bij de bestrijding van honden aangewezen op particulier initiatief omdat
de dieren volgens de huidige wet nog steeds niet onder ongedierte vallen.
Integendeel, de beesten genieten een beschermde status. Zo mag er geen
vivisectie verricht worden op een hond als het experiment ook op een ander
dier uitgevoerd kan worden.
En de Bond tot Bescherming van Honden - die bestaat, echt waar -
heeft het voor elkaar gekregen dat je zelfs een hond niet vo or je karretje
mag spannen. Ze heb ben de soort daarmee zijn enig nut ontnomen. Nu moeten
al die bejaarden hun boodschappen zelf in in van die achterlijke wagentjes
achter zich aanslepen.
Gelukkig is het niet overal zo beroerd gesteld met de bescherming
van honden. In IJsland voerden ze in 1924 een algeheel verbod op honden
in omdat de beesten de gevreesde blaaswormenziekte verspreidden. Of die
ziekte hier heerst weet ik niet. Wel weet ik dat kinderen van hondepoep
blind kunnen worden. Maar dat is kennelijk geen bedreiging, terwijl voor
een voor de mens onschadelijke ziekte als varkenspest onmiddellijk beantwoordt
wordt met het uitmoorden van tienduizenden beesten.
Of neem Argentini‰. Toen ik nog jong was kon ik urenlang geboeid
luisteren naar mijn vader die vertelde over de hondenvanger in zijn geboortestad
Buenos Aires. Hij verhaalde meeslepend hoe de gemeenteambtenaar met een
zweep door de straten ging, de honden een vrachtwagen indreef en ze afvoerde
naar het slachthuis. Daar werden ze in blikjes gedaan met de titel 'Corned
Beef'. Niemand begreep waarom de Europeanen er zo dol op waren.
Was dat hier maar zo. Stel je voor dat je als kattenbezitter je
poes eens lekker wilt verwennen en kan kiezen uit tonijn, rund en hond
in blik. Alleen al om de reclames: Geef je poes Whiskas Dobermann, daar
wordt ie groot en sterk van. Of: Tracteer de poes eens op Chinees; Geef
'm Sheba Pekinees.
Wie denkt aan particuliere hondenbestrijding denkt onmiddellijk
aan vergif. Daar is wat voor te zeggen. Alleen al omdat het in Nederland
zo'n beetje traditie is om elk levend wezen dat ons in de weg staat, of
het nou de coloradokever of de muskusrat is, onmiddellijk met gif uit te
roeien.
Praktisch probleem is dat wat giftig is voor de hond meestal ook
de mens dodelijk treft. Anders was het probleem eenvoudig op te lossen.
Je huurt een sproeivliegtuig, draait een paar rondjes boven de stad en
hoppa! Klaar is het met de keesjes.
Helaas, zo gaat dat dus niet. Het enige wat rest is enkele met rattengif
bereide gehaktballen op een favoriete uitlaatplaats te deponeren. Weet
echter waar je aan begint. In Amsterdam werd twee jaar geleden zelfs een
speciaal rechercheteam gevormd toen twee of drie hondjes op deze manier
het loodje legden in Sarphatipark. De hondenbezitters briesten, opgejut
door een huilende Pauline Broekema van het NOS-journaal, dat ze bloed wilden
zien. Alsof er een moord was gepleegd.
Terecht merkte de schrijfster van een Ingezonden Brief in Trouw
op dat we toch vooral begrip moesten hebben voor de dader. Want handelde
hij niet uit noodweer dan toch op zijn minst uit hondeweer.
Overigens hoef je je niet te beperken tot rattengif. Bij de doe
het zelf zaak verkopen ze een middeltje onder de welsprekende naam Afbijtmiddel.
Waar zou dat anders voor dienen dan de bestrijding van honden? Je spuit
er een knakworst mee in en voert die aan een willekeurige keffer. Die schrokt
dat gegarandeerd gelijk naar binnen. Probleem is alleen dat het middel
direct in werking treedt en het beest vreemd gaat doen. Dus zeg je tegen
de baas: Ach, misschien was het worstje nog wat heet.
Maar wat moet je doen als het te laat is? De pitbull, bouvier, Rottweiler
of een willekeurig ander type hangt al in je arm. De Amerikaanse dierendeskundige
Spike Hammer heeft daarover het nuttige boekje geschreven 'Hoe verdedigt
u zich tegen pitbull- terriers'. In beperkte oplage is er een Nederlandse
bewerking van verschenen.
De eerste stap is het hoofd koel houden en nooit proberen jezelf
los te rukken. Dat lukt toch niet. Ik citeer: "In plaats van u los
te rukken kunt u zich het beste me t uw volle gewicht op de hond laten
vallen, liefst zo, dat hij op een stoeprand of een andere oneffenheid terecht
komt. Hopelijk breken we hem zo enkele ribben. Als de hond uw arm stevig
beet heeft, is het mogelijk om hem rond te slingeren. U zou hem dan tegen
een paal kunnen slaan in een poging de rug te breken. Ook kunt u het beest
door een ruit heen slingeren, liefst zo dat hij met zijn buik in het glas
belandt."
Verder raadt de auteur aan het beest met een zwaar voorwerp te bewerken.
Bij voorkeur op de neus. Als dat niet gaat kan je ook in het water springen
en het beest verzuipen. Tot slot zegt hij: "Wanneer u werkelijk geen
kant op kunt is het een goed idee om met uw hand de bovenkant van de snuit
te grijpen en stevig dicht te knijpen. Op die manier snijdt u het beest
enigszins de adem af. Trek nu de kop zoveel mogelijk naar achteren en probeer
het beest intussen te schoppen waar u het maar raken kunt. Ziet u kans
om op een van de poten te gaan staan, doe dat dan onmiddellijk en tracht
de poot te breken." Tot zover de wetenschap.
Het is natuurlijk zaak, het niet zo ver te laten komen. Je moet
de hond op afstand houden. Dat is niet eenvoudig. Het aantal beesten dat
zich houdt aan de regel om aangelijnd de straat op te gaan is verwaarloosbaar.
De baasjes gaan er steevast van uit dat het wel los zal lopen.
En zelfs als ze aangelijnd zijn biedt dat weinig bescherming sinds
het mode is geworden om van die uitrolbare riemen te gebruiken. Denk je
dat het beest kort gehouden wordt, rent ie zeker nog zo'n vijftien meter
acht er je kuiten aan.
Sommige bestrijdingsmiddelen zijn al heel oud. Zo dateert de wandelstok
al van voor de Romeinen. Hij is bedacht om de honden van het lijf te houden.
Natuurlijk niet om als steun te dienen voor het lopen, zoals vaak wordt
gedacht. Immers wie een stok nodig heeft om te wandelen, gaat liever fietsen.
De stok legt het echter af tegen de moderne merken hond. Wie een pitbull
van zich af wil slaan heeft minstens een stalen staaf met uitsteeksels
nodig. En dat loopt weer zo onhandig.
Sinds een tijdje is er een Dazer op de markt. Een elektrisch apparaat
dat een hoge onhoorbare toon voortbrengt waar de beesten niet tegen kunnen.
Uitermate handig en breed toepasbaar. Zo heeft het onderzoeksteam van KOEST!
ontdekt dat je er ook de muizen mee uit de keuken kan jagen.
Aan de Dazer kleven echter een aantal bezwaren. Zo merkte ik tijdens
een wandeling in de vrije natuur dat het gebruik zo'n beetje alle beesten
op de vlucht doet slaan. En het is toch al zo leeg in de bossen.
Belangrijker is echter dat het nauwelijks genoegdoening geeft. De
hond komt aan lopen hoort iets vervelends en blijft uit je buurt. Dat is
alles: hij rent niet hard weg en het baasje merkt niets. Mij geeft zoiets
een onbevredigd gevoel. Daarom heb ik sinds een paar maanden een ander
apparaat dat veel meer effect oplevert.
Als de hond op me af rent zwaai ik er wat mee. Alles gaat dan vanzelf:
het beest wordt hoorndol en de baas verstijft van schrik. Hij weet niet
hoe snel hij zijn beest bij zich moet houden. Het leukste is dan om te
zeggen: Ik doe niks hoor, ik wil alleen maar spelen. Het enige is de prijs.
Een beetje draagbare kettingzaag kost al gauw vijfhonderd gulden. Je kan
er wel rustig mee in de natuur wandelen want de Nederlandse fauna is volledig
gewend aan het kappen van bomen. Het aardige is dat een kettingzaag ook
zoveel op een hond lijkt: het maakt veel lawaai, reageert op commando's,
heeft tanden en valt niet onder de wapenwet. In tegenstelling tot een hond
zit er echter een aan en uit knop op.
Het kan ook eenvoudiger. Als ik op het weerbericht van Erwin Kroll
zie dat er sterke onderstroom aan de kust is, wil ik nog wel eens naar
het strand gaan met een flinke voorraad tennisballen. Ik kan gelukkig flink
ver gooien. Dus als er een hondje op het strand aan komt rennen werp ik
een bal in zee, roep apport! en hup het beestje verdwijnt vanzelf in de
golven. De ongeruste baas spreek ik dan troostend toe met: Ach, is er in
ieder geval weer een zeehondje extra.
Natuurlijk is dit allemaal niet meer dan symptoombestrijding. Je
lost het probleem er niet mee op. Mensen die hun hond kwijt raken kopen
weer een nieuwe. En als anderen ze zien lopen met zo'n donzige viervoeter
dan willen ze er ineens ook een. Of er nog een bij op hun woning driehoog
achter. Want dierenvrienden zijn het natuurlijk wel die hondebezitters
die de beesten voeren met moorkoppen en ze 's avonds mee naar bed nemen.
KOEST! pleit daarom voor een verbod op alle honden. Ook die voor
de blinden. Want die kunnen net zo goed een ander dier nemen. Een papegaai
bijvoorbeeld. Zo'n beest kan tenminste ook nog de weg vragen.
Tot slot wil ik nog iets onthullen voordat de journalisten van kwaliteitskranten
zich op mij storten en in het verleden gaan graven. Ik heb ooit een hond
gehad. Het beest werd mij opgedrongen door m'n liefhebbende zus, die dacht
me een groot plezier te doen. Ik ben een vredelievend mens maar dit dier
maakte al het sadisme wat ik in me heb in mij los. Ik liet hem niet uit
op de fiets maar op de brommer.
Ik voerde de meest merkwaardige experimenten op 'm uit. De sporadische
keren dat ik met hem wandelde gooide ik spelenderwijs de stok steeds naar
de andere kant van de snelweg.
Of ik ging op de uiterste rand van de havenpier staan en riep hem
dan omdat ik wist dat ie mij in zijn enthousiasme altijd voorbij rende.
En toen realiseerde ik het me eigenlijk al: een beest dat zo dom is moet
je niet in handen van mensen geven.
Rotterdam, oktober 1990
Francisco van Jole
NB: Deze tekst is eigendom van Francisco van Jole. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.