Circuit, juni 1993


`BURGEMEESTER' OP OORLOGSPAD

 Pim Fortuyn is benaderd voor het burgemeesterschap van de te vormen gemeente Feijenoord. Mocht het zover komen dan zal hij meer schoonvegen dan alleen de straten. Een gesprek met een `kritische intellectueel' die graag om zich heen schopt.

 Als Pim Fortuyn ergens zijn mond open doet, vliegen mensen de boom in als mussen die een straatkat in het oog krijgen. `Je bent gewoon een paardelul!' voegde bijvoorbeeld een luisteraar van Radio Rijnmond hem publiekelijk toe, toen Fortuyn vorig jaar op de zender een discussieprogramma leidde. En bij een andere gelegenheid, het discussieprogramma De Kloof op de VARA-televisie dat onder meer handelde over woonlasten beet een bewoonster uit Crooswijk hem toe: 'Ik weet niet waar jij professor in bent, maar hier heb je in ieder geval geen verstand van.'
 De reacties worden opgeroepen door de harde taal die de Rotterdamse bijzonder hoogleraar arbeidsvoorwaardenvorming uitslaat. Hij sloopt heilige huisjes alsof het onbewoonbaar verklaarde woningen zijn. Zo opent zijn column in het meinummer van het studentenmagazine SUM met: ,,Ons land komt langzaam in de greep van de milieumaffia, aangevoerd door collega Reijnders van de Stichting Natuur en Milieu.''
 Fortuyn vindt de weerstand die hij oproept wel vermakelijk. `Kussens opschudden,' noemt hij het. ,,Overal waar zaken te lang bij het oude blijven, moet af en toe een frisse wind waaien. Dan krijg je weer vitaliteit, ontstaan er nieuwe dingen.'' Maar wie wind zaait zal storm oogsten: ,,Marcel van Dam heeft me vergeleken met de oorlogsmisdadiger Eichmann en ik ben ook wel eens op een lijn gezet met Hitler.'' Bij dergelijke vergelijkingen vergaat het lachen hem wel. ,,Ik wil best bekennen dat ik achteraf wel eens in tranen ben uitgebarsten. Hoe komt iemand er bij om mij met zulke figuren te verbinden?''
 Overigens is Fortuyn zelf ook niet een van de meest fijnzinnigsten als hij oordeelt over derden. Burgemeester Peper bijvoorbeeld: ,,Wat die man doet, heeft niets meer met democratie te maken. Het is gewoon een regent die nauwelijks oor heeft voor wat onder de bevolking leeft. Of nog erger, want de regenten uit de 18e eeuw hadden tenminste nog door dat je het volk rustig moet houden met brood en spelen. Zelfs daar zorgt hij niet voor.''
 Fortuyn vindt het opvallend dat Peper afkomstig is uit de arbeidersklasse - zijn vader was melkventer te Haarlem - maar dat de burgervader met die bevolkingsgroep nu niets meer van doen wil hebben: ,,Hij richt zich alleen op hen die macht hebben.''
 Saillant detail is dat Fortuyn zelf uit een dergelijk regentengeslacht komt. Op zijn visitekaartje prijkt het familiewapen. ,,Ik moest nu eenmaal een logo hebben en dacht waarom zou ik iets nieuws ontwerpen als dit er al honderden jaren is?''
 Naast zijn ideeën vormt zijn manier om zichzelf te presenteren, een van de irritatiefactoren van het verschijnsel Fortuyn. Valse bescheidenheid is hem volledig vreemd: ,,Ik ben een kritische, non-conformistische intellectueel. En natuurlijk ben ik bedreigend voor een heleboel mensen. Ik zeg niet alleen waar het op staat, ik handel er ook naar. Als je mij iets vraagt te veranderen dan zal ik dat daadwerkelijk doen. En tot nu toe ben ik altijd geslaagd in de opdrachten die ik heb aangenomen.'' Zijn meest opzienbarende activiteit van de afgelopen jaren was het directeurschap van de OV Studentenkaart BV, de organisatie die de OV-jaarkaart voor studenten moest invoeren. Niet alleen stuitte dat plan destijds op veel verzet van de studentenbeweging, veel mensen waren er ook van overtuigd dat het project net zo zou mislukken als de invoering van het nieuwe paspoort en de automatisering van studiefinanciering.
 Fortuyn, indertijd verguisd, kijkt er inmiddels tevreden op terug. ,,Ik heb de studentenleiders toen voorspeld dat er gedemonstreerd zou worden als de jaarkaart in de toekomst mocht verdwijnen. Niemand geloofde dat. Maar mijn chauffeur raakte vorige maand met zijn auto wel even verzeild in een dergelijke demonstratie. Helaas zat ik er zelf niet in. Maar ik kan je verzekeren dat het voor mij een finest hour was.'' Hij moet er stevig om lachen en slaat zichzelf op de knie: ,,Een studentendemonstratie voor de OV-jaarkaart. Haha!''
 Op het ogenblik heeft de hoogleraar, die met enige regelmaat voor projecten wordt ingehuurd, niet al te veel om handen. Hij zou wel weer eens wat willen aanpakken. De privatisering van de Nederlandse Spoorwegen bijvoorbeeld. Of het opnieuw op poten zetten van de sociale zekerheid. Er ligt echter een veel opmerkelijker taak in het verschiet: Fortuyn is benaderd voor het `burgemeesterschap' van de deel-gemeente Feijenoord, zijn huidige woonplaats. Overigens zonder ambtsketen: Hij zal slechts de deelgemeente twee jaar moeten leiden tot aan de eerste verkiezingen. Een soort van interim-manager dus.
 ,,Ik kan dat niet weigeren. Het is de consequentie van de ideeën over vernieuwing en maatschappelijke betrokkenheid die ik uitdraag. Al wordt het belachelijk slecht betaald, tachtigduizend gulden per jaar voor een gemeente met meer dan honderdduizend inwoners.''
 Wanneer Fortuyn de post inderdaad gaat bezetten, kunnen de bewoners hun borst nat maken. Want een erg hoge pet heeft de burgervader-in-spé niet op van zijn toekomstige gemeente. ,,Neem nou zo'n Groene Hilledijk, een lange winkelstraat met een paar honderd winkels maar nergens vind je kwaliteit. Een gebrek waar trouwens heel Rotterdam mee kampt. Als ik hier naar de zelfbedieningszaak om de hoek ga, zie ik alleen maar goedkoop spul en dan ook nog eens in enorme verpakkingen. Wat moet ik als alleenstaande met een pot spaghettisaus voor zes personen? Aan de winkels kun je zien dat het sociaal-economisch een zwakke buurt is. En ook aan het publiek dat er boodschappen doet. Op ieder willekeurig moment van de dag lopen er evenveel mannen als vrouwen. Het grootste deel van de wijk heeft nauwelijks of geen werk. Je hebt hier ook helemaal niks op uitgaansgebied bijvoorbeeld. Al kom ik natuurlijk niet in zo'n Turks koffiehuis - misschien dat het daar erg gezellig is -, maar voor de rest heb je hier enkel wat oude cafés die evenmin veel voorstellen.''
 Het gesprek met Fortuyn vindt plaats in de achtertuin van een door hem verbouwde dokterswoning aan de Randweg. Terrasje, siertegels en vijver. De straat vormt het gouden randje van de wijk Hillesluis. ,,We zitten hier met dokters, accountants, een fysiotherapeut, dat soort mensen.''
 Fortuyn neemt een trek van sigaar en zegt dan tegen de fotograaf: ,,Wacht, ik leg hem even weg. Anders krijg ik straks weer een stapel boze brieven van zo'n actiecomité. Dat ik verantwoordelijk ben voor de longkanker in dit land en dergelijke.''
 Eerder woonde Fortuyn een jaar aan de Mariniersweg. Maar daar werd hij gek van de tennisbaan achter zijn huis: ,,Vreselijk de hele dag plok-plok''. Hij wilde echter niet naar Kralingen of Hillegersberg verhuizen. ,,Want in dat soort buurten heb ik mijn jeugd doorgebracht. De samenstelling van de bevolking is er naar mijn zin niet voldoende gemêleerd.''
 Hij steekt vervolgens een lofzang af op zijn Marokkaanse en Turkse achterburen. ,,Fijne mensen, nooit last van. Je kan goed merken dat zij een cultuur hebben die gericht is op activiteiten binnenshuis. Ze komen ook vrijwel nooit buiten. Alleen de jongens en mannen.'' Of dat zo fijn is, is trouwens nog maar de vraag. Religieuze beperkingen leiden er nog al eens toe dat islamitische vrouwen zo'n beetje gevangenen in hun eigen huis zijn.
 Fortuyn zegt altijd veel waarde te hechten aan de plek waar hij woont maar: ,,Mijn verhouding met Rotterdam is wat moeizaam. Aan de ene kant heb ik veel waardering voor de stad omdat er zoveel activiteiten plaatsvinden, nieuwe dingen van de grond komen. Anderzijds is het hier heel onherbergzaam. Het is een stad die bedacht is. En in de praktijk functioneert alles wat op natuurlijke wijze gegroeid is aanzienlijk beter dan omgevingen die bedacht zijn. Dat zie je zelfs in New York. Ook al kent Manhattan aardige plekken, de grote aantrekkingskracht gaat toch uit van Greenwich Village, het oude stadsdeel. De plekken die door de eeuwen heen gegroeid zijn, vormen kennelijk toch de plaatsen waar mensen zich het meest happy voelen.''
 Een bijkomend probleem is volgens Fortuyn dat Rotterdam is opgebouwd in de jaren vijftig. ,,In die tijd bestonden er totaal geen ideeën over openbare gezelligheid. Alle aandacht richtte zich op verpozing in de huiskamers. Als je in die tijd bijvoorbeeld regelmatig naar de kroeg ging dan kreeg je daar een slechte naam door.'' Of om het in theoretische termen te vatten: ,,Het stedelijk concept van Rotterdam is een burgerlijk concept, gericht op mensen die werk hebben en hun vrije tijd doorbrengen in het gezin.''

Fortuyn mag dan in zijn nopjes zijn met het bruisende imago van de stad, hij heeft ook z'n bedenkingen bij nieuwe projecten die van de grond getild worden. ,,Waar ik me zorgen over maak is het plan voor een ondergronds winkelcentrum op het Beursplein. Dat kan eigenlijk niet anders dan mislukken. Immers, als het een succes is dan heeft dat vergaande consequenties voor de Lijnbaan. Daar kun je het hoogwaardig winkelaanbod dan wel helemaal vergeten omdat alles naar die kuil trekt.
 Wanneer het daarentegen mislukt dan wordt het een disaster van heb ik jou daar omdat er allerlei vormen van criminaliteit door gelokt zullen worden. Criminelen hebben de neiging zich in holen te vestigen. Ik begrijp dat soort plannen niet goed. Waarom is er niet begonnen met het aanpakken van de Lijnbaan? Of liever gezegd: slopen. Want het is duidelijk dat het toch ooit plat zal moeten, Niet alleen omdat de grond veel te duur is om je dergelijke laagbouw te kunnen permitteren. Het is ook gewoon slecht gebouwd, architectonisch stelt het niks voor. Als je de constructies van de panden bekijkt, blijken ze de noodwoningbouw niet te ontstijgen. Dus moet er hoogbouw komen. Dat sluit bovendien mooi aan bij het Weena. Maar nee hoor, niets van dit al. Ze storten zich weer op zo'n gigantisch bouwput die het centrum weer voor jaren openbreekt.''
 Fortuyn zucht en pakt zijn sigaar weer op: ,,Er is zo weinig samenhang te vinden in de gelanceerde ideeën. Evenmin wordt er gekeken naar de negatieve effecten van projecten. Je ziet alleen maar glossy brochures over hoe prachtig het allemaal gaat worden. En vervolgens worden ze achteraf overvallen door de kwalijke gevolgen.''

 De hoogleraar is een bereisd man. Op de vraag of hij ergens ter wereld ooit een ondergronds winkelcentrum heeft gezien dat aan alle - hooggespannen - verwachtingen voldoet, antwoordt hij: ,,Ja, Les Halles in Parijs.'' Komt hij daar dan graag? ,,Nee dat niet, maar in zo'n grote stad kan ik me de zin ervan beter voorstellen. Daar is het onderdeel van een veel groter aanbod. Het is er dan ook altijd druk terwijl je hier praat over een gemeente met maar zeshonderdduizend inwoners. Maar belangrijker is dat er aandacht is besteed aan de directe omgeving. Het barst daar ook bovengronds van de leuke winkels, je hebt er aangename cafés en over het winkelcentrum zelf is een mooi parkje aangelegd. Dat zie ik hier niet gebeuren. Alle aandacht concentreert zich op het gat in de grond. Terwijl er op straatniveau nog zoveel te doen is. Neem bijvoorbeeld het nabijgelegen plein voor de Laurenskerk, dat ligt helemaal klaar om tot een gezellig trefpunt omgevormd te worden. Er staat een leuk standbeeld, een mooie kerk en het ligt aan het water. Alleen is het nu zo dood als een pier omdat alle omringende gebouwen met hun rug naar het plein geplaatst zijn. Maar met wat geringe ingrepen maak je er zo wat van. Gewoon door die achterzijden van gebouwen open te breken en er horeca te vestigen. Over het succes hoef je geen twijfels te hebben.''
 Fortuyn ziet in die buurt trouwens meer mogelijkheden om het tot een bruisend centrum om te toveren. Hij schetst een aantrekkelijk beeld van terrasjes op de kades van de Delftse Vaart ,,zoals in Utrecht'' en een parkje met een Franse tuin als stadsoase aan de voorzijde van het Schielandshuis. Het succes is in zijn ogen gegarandeerd omdat het om natuurlijke ontmoetingsplaatsen gaat voor het winkelend publiek. ,,Maar dat gebeurt dus niet. Nee, in plaats daarvan wordt er gediscussieerd of het zin heeft het standbeeld van Erasmus nog eens te verplaatsen. Dat is het grote nadeel van de tendens dat alles hier groot en enorm moet zijn: er is geen aandacht voor het kleine. Als ze de Boompjes reconstrueren kappen ze gewoon hoge bomen omdat het fietspad verlegd moet worden. Niemand zegt er wat van terwijl in elke andere stad een waar volksprotest was losgebarsten. Hier heerst een cultuur van voortdurend alles overhoop halen. Dat leeft ook onder de bevolking. Rotterdam is dus eigenlijk het soort stad dat de bewoners verdienen.'' Praten met Fortuyn betekent verzeild raken in een wervelstorm van ideeën en kritiek. In ruim twee uur komen de meest uiteenlopende onderwerpen ter sprake. Van het PvdA-leiderschap van Kok (,,die man is alleen bezig met zijn eigen carrière. Hij zal wel president van de Nederlandsche Bank worden of zoiets'') tot asielzoekers (,,waarom sturen ze die mensen niet als ontwikkelingswerkers naar andere landen waar ze niet voor hun leven hoeven te vrezen?''). Van journalistiek (,,ik word vaak geïnterviewd omdat ik de dingen zeg die journalisten eigenlijk zelf zouden moeten formuleren'') tot zijn eigen kwetsbaarheid (,,er wordt voortdurend gedaan alsof ik over alles in mijn leven controle heb. Nou, niets is minder waar.'')
 Hij erkent dat hij de publiciteit nodig heeft. De bekendheid levert hem immers ook opdrachten op. En neemt voor lief dat hij met enige regelmaat afgeschoten wordt door journalisten. Vrij Nederland bijvoorbeeld portretteerde hem vorige maand nog als een soort van Don Quichotte die ten strijde trekt tegen bureaucratische windmolens. ,,Maar ik moet nu eenmaal gehoord worden. Het is een soort zendingsdrang, een opdracht.''

Francisco van Jole


Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco Jole. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Home