Onderstaand verhaal leidde tot een reactie van Peter Verwey, docent
aan de School voor de Journalistiek. In een artikel op de Open Forum-pagina
van de Volkskrant zette hij zijn kritiek uiteen. Lees zijn betoog op: http://www.hvu.nl/~pverweij/canard.html
HET NET ALS MISLEIDER
Winston Smith werkte op het ministerie met als taak de geschiedenis
te herschrijven. Hij corrigeerde voortdurend oude publikaties om te voorkomen
dat iemand zou ontdekken dat de overheid in het verleden fouten had gemaakt.
Smith is de hoofdpersoon in 1984, de roman van George Orwell over de ultra-gecontroleerde
samenleving. Twaalf jaar na deze onheilspellende datum lijkt het scenario
dankzij de opkomst van Internet alsnog werkelijkheid te kunnen worden.
Internet is niet alleen een informatie-medium maar vooral ook een wapen
in de informatie-oorlog.
Californische brandweermensen troffen onlangs na een bosbrand
tussen de verkoolde boomstammen het dode lichaam van een duiker aan. De
man droeg zwemvliezen, een duikbril en zuurstofflessen. Merkwaardig, vooral
ook omdat de vindplaats zo`n twintig kilometer van de kust verwijderd was.
Nadere inspectie wees uit dat de duiker niet door brand om het leven was
gekomen maar door zware interne verwondingen. Later werd vastgesteld dat
de man vermoedelijk per ongeluk uit de oceaan was geschept door een van
de helicopters van de brandweer die met grote bakken zeewater de bosbrand
nabij de kust trachtten te blussen. Vervolgens was hij samen met het zeewater
boven de vlammen gedumpt.
Het Californische radiostation KFWB-AM (980) trof een beschrijving
van deze tragedie eind mei op Internet aan en dacht een primeur te scoren.
De redactie verzocht de plaatselijke autoriteiten om meer informatie. Helaas
voor de journalisten bleek het al snel geen primeur te zijn maar een `broodje
aap`-verhaal dat bijna ieder jaar wel eens opduikt.
Het onschuldige voorval toont echter wel aan dat het net steeds
meer het jachtterrein wordt van nieuwsjagende journalisten en eveneens
dat het digitale jachtgebied vol ligt met valkuilen. Dat laatste zou in
de toekomst wel eens kunnen leiden tot aanzienlijke `informatie-ongelukken`.
De massaliteit en lastige controleerbaarheid van het medium gecombineerd
met de groeiende zucht naar snelheid in het brengen van nieuws, maakt dergelijke
ongelukken even onvermijdelijk als het neerstorten van vliegtuigen.
Eerder dit jaar slaagde een Nederlandse arts er in de media
in Nederland, Zwitserland en Duitsland om de tuin te leiden. Hij beweerde
via het net de verkrachter van zijn vrouw in Zwitserland opgespoord te
hebben. Naspeuringen op het net onderbouwden zijn verhaal. Zo bleek dat
de arts inderdaad maanden daarvoor met een speurtocht was gestart en een
hoge beloning uitloofde voor aanwijzingen. En nog vroegere berichten toonden
overduidelijk aan dat hij nog dagelijks geplaagd werd door het idee dat
de dader vrij rondloopt. `Als ik hem vind, maak ik hem dood,` schreef hij
vorig jaar zomer in een van de Internet-forums.
Eveneens was het begrijpelijk dat de arts niets wilde zeggen
over hoe hij de dader precies had gevonden en wie het was. `Dat kan het
onderzoek van justitie schaden.` Het verhaal klonk weliswaar fantastisch
maar niet geheel ongeloofwaardig. Er worden immers wel vaker onvindbare
personen via het net opgespoord. Bovendien onderbouwde het op Internet
beschikbare materiaal in ieder geval gedeeltelijk zijn relaas.
Korte tijd later bekende de arts tegenover de Zwitserse politie
dat zijn claim een verzinsel was. Hij had gehoopt dat de werkelijke dader
zich onder druk van de berichten in de gewone media alsnog vrijwillig zou
aangeven. Zijn poging om middels desinformatie de werkelijkheid te beinvloeden
mislukte niettemin. De dader is nog steeds onbekend.
In dit geval ging het om een persoonlijke tragedie maar het
ligt voor de hand dat soortgelijke desinformatie-campagnes in de toekomst
vaker gebruikt gaan worden. Beurs-speculanten bijvoorbeeld hebben er alle
belang bij om desinformatie te verspreiden en zo de koersen te beinvloeden.
Zoals de arts min of meer onbedoeld berichten op het net had achtergelaten
die zijn relaas onderbouwden zo kunnen kwaadwillende speculanten doelbewust
een heel netwerk opzetten dat veel specifieker is gericht op het misleiden
van journalisten.
De meest voor de hand liggende manier om bronnen op het net
te controleren is het raadplegen van andere bronnen op het net. Dat heeft
te maken met de aard van het netwerk. Veel informatie bevindt zich op plaatsen
die niet altijd direct langs andere wegen te controleren zijn. Telefonisch
contact met betrokkenen is vanwege tijdsverschillen of onbereikbaarheid
niet altijd mogelijk en een fysiek bezoek is vanwege de afstand meestal
uitgesloten.
Kwaadwillenden kunnen op die manier een over de hele wereld
verspreid web van betrouwbaar ogende bronnen bouwen die waar nodig naar
elkaar verwijzen. De media hoeven dergelijke desinformatie maar enkele
uren voor waarheid te houden en het kwaad is geschied: de koersen stijgen
en de buit is binnen.
De neiging om zonder voldoende controle te berichten, wordt
bovendien vergroot door het feit dat de aanwijzingen voor iedere journalist
voor het grijpen liggen. De primeur is er niet, zoals bij andere bronnen,
voor degene die het als eerste weet maar voor hem die er als eerste iets
mee doet. De situatie op het net is daarmee enigszins te vergelijken met
die van de avond van de Israelische verkiezingen. Sommige ochtendkranten
riepen Peres al uit tot winnaar voordat er absolute duidelijkheid was.
Sommige media trachten die valkuil te omzeilen door lijsten
aan te leggen van geclassificeerde bronnen. Ze zoeken bijvoorbeeld uit
of een site waar overheidsinformatie te vinden is inderdaad door diezelfde
overheid beheerd wordt. Dat is een lovenswaardig streven maar maakt het
gevaar alleen maar groter.
Veel journalisten halen bijvoorbeeld de informatie rond de BSE-affaire
van het net. Een van de dankbare bronnen vormen de databanken met rapporten
en persberichten van de Britse overheid waarin verklaringen te vinden zijn.
Het zijn archieven van documenten waarvan weliswaar nog wel papieren versies
bestaan maar die vrijwel niemand meer onder handbereik heeft. Dat maakt
de authenticiteit kwetsbaar. De verleiding kan immers onder overheidsdienaren
wel erg groot zijn om bijvoorbeeld achteraf belangrijke nuanceverschillen
aan te brengen.
Soms kan het om `onschuldige` reparaties gaan. Zo zijn door
een fout in de Cultuurnota die onlangs door de Nederlands overheid is uitgebracht,
een aantal onderwerpen aangaande Vormgeving ondergebracht onder de sectie
Bouwkunst. De fout is te klein om de nota compleet te laten herdrukken
maar in de netversie die uitgever Sdu beschikbaar stelt kan een dergelijke
correctie geruisloos worden doorgevoerd. In het debat dat op het net gevoerd
wordt over de openbaarheid van overheidsinformatie komt een dergelijk aspect
niet aan de orde en voor zover bekend is het ook nergens geregeld.
Als de digitalisering toeneemt en op den duur het papier verdringt
wordt het bovendien vrijwel onmogelijk om dergelijke aanpassingen op te
sporen. Want hoewel Internet een decentraal netwerk is waar informatie
vrij verspreid wordt, leidt de oprukkende commercialisering en institutionalisering
die de laatste jaren in gang is gezet juist tot een centralisering van
de gegevens. Steeds vaker worden er verboden uitgevaardigd om informatie
via andere systemen te verspreiden. De informatie is immers op *een* plek
ook voor iedereen toegankelijk. De ervaring leert dat vanuit dezelfde optiek
journalisten nauwelijks kopieen maken van hun originele bronnen. Ze kunnen
er immers op ieder gewenst moment toch weer bij. Mocht een aanpassing ontdekt
worden dan wordt het een hele klus om die te bewijzen. In het digitale
tijdperk bestaat er namelijk niet zoiets als een `origineel`. Als iets
manipuleerbaar is, dan is het wel digitale informatie en in het verlengde
daarvan wellicht dus ook de afnemers. Het enige verschil met het werk van
Winston Smith uit 1984 is dat in het hele boek geen computer, laat staan
Internet, voorkomt. De techniek van 1996 zou het werk van het Ministerie
van Waarheid een stuk eenvoudiger hebben gemaakt.
Francisco van Jole
NB: Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij
en is eigendom van Francisco van Jole. Er is geen enkele garantie dat tekst
en publikatiedatum overeenstemmen met de gedrukte versie. Gedrukte artikelen
zijn op te vragen bij de documentatiedienst van de
Volkskrant. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Geraadpleegde
bronnen
Home
|